Wat je niet kunt dragen, hang je aan de muur
Wie
denkt dat de hedendaagse fashion victims zich tot in het belachelijke
uitsloven om er volgens de laatste mode bij te lopen, heeft er geen weet
van wat daar in het verleden voor nodig was....
Ten einde rond te kunnen paraderen in goudbrokaat, een stof
die gewone burgers niet mochten dragen, moesten twee zestiende-eeuwse
Venetiaanse jongelingen zich zelfs bij de hertog van de rivaliserende
stadstaat, Milaan, vervoegen. Die loste het probleem voortvarend op: hij
verhief de heren in de adelstand. Uitgedost in - letterlijk - schitterende
kledij konden ze terug naar huis.
Het is maar één van de vele anekdotes uit het proefschrift Gold Brocade in Renaissance Painting. An Iconography of Riches dat kunsthistoricus Rembrandt Duits vandaag aan de Universiteit van Utrecht verdedigt. Voor zijn publicatie onderzocht hij de relatie tussen textielnijverheid en schilderkunst.
Kijkend naar schilderijen uit de Renaissance, van grofweg de veertiende tot midden zestiende eeuw, begrijp je niet waar die fatjes uit Duits' verhaal zich druk over maakten. Want van de Italiaanse meester Giotto tot aan de Vlaming Jan van Eyck wemelt het van de stoffen met ingeweven patronen van echt goud- of zilverdraad. Iedereen droeg brokaat.
Jan van Eyck: Madonna van kanselier Rolin. Parijs, Musée du Louvre |
Maar niets is minder waar, zo stelt Duits in zijn proefschrift. De prijs voor het allerkleinste metrage goudbrokaat, zo'n 60 bij 60 centimeter, bedroeg twee keer het jaarsalaris van een meester-metselaar - een goedverdienende aannemer van nu. Goudbrokaten kleding was slechts weggelegd voor de aller-rijksten. En de aller-aller-rijkste man van zijn tijd, de hertog van Bourgondië, had nog niet eens een brokaten doubletje (equivalent van het tegenwoordige colbert) voor de prijs van zijn aller-aller-allerduurste schilderij.
Met de alledaagse werkelijkheid heeft de brokaten kleding op schilderijen dus maar weinig te maken. Sterker nog, de meeste schilders die het in hun voorstellingen verwerkten, zullen zo'n stof nooit daadwerkelijk in handen hebben gehad. Tot dat inzicht kwam Duits in de eerste plaats omdat geschilderd brokaat maar weinig overeenkomst vertoont met echte stoffen. De patronen die de kunstenaars schilderden, blijken vaak ontleend aan andere, goedkopere stoffen, of zelfs compleet aan hun fantasie ontsproten.
Om zijn bevindingen te staven, ging Duits zelfs zo ver dat hij samen met een fysicus een computerprogramma ontwikkelde dat het geplooid geschilderde goudbrokaat als het ware kan uitvouwen. En ook dan blijkt dat de gouden patronen niet kloppen, en dat er dus niet 'naar het leven' geschilderd werd.
Duits laat weinig heel van het idee dat oude schilderijen een getrouw beeld geven van de realiteit. Nu is die conclusie zeker niet nieuw, maar Duits' veelzijdige aanpak is dat wel. En met een eenvoudig computertrucje laat hij zien hoe bepalend de keuze van de te schilderen stof was voor de stijl van een schilder. Op een paneel van Hans Memling verwisselde de kunsthistoricus de oorspronkelijke brokaten - virtueel, wel te verstaan - door stoffen uit schilderijen van een tijdgenoot, de Italiaan Crivelli. Het verleent het minitieuze werk van de in Brugge werkzame meester opeens een onmiskenbaar zuidelijke uitstraling.
Diegenen die zich goudbrokaten kleding konden permitteren, hoefden daar niet ook nog eens schilderijen van te hebben, concludeert Duits. Juist diegenen die het zich in werkelijkheid níet konden veroorloven, kochten werk, overladen met geschilderde, weelderige stoffen. Zo'n schilderij karakteriseert Duits als 'status voor wannabe's'. En omdat daar in de Renaissance ook al veel van waren, garandeerde dat veel schilders een goedlopende praktijk.
Oorspronkelijk gepubliceerd in de Volkskrant
Reacties
Een reactie posten