De meest schilderachtige vechtpartij van de zeventiende eeuw, over De Lairesse's portret van Emanuel de Witte
Eindelijk krijgt een van de beste architectuurschilders van
de zeventiende eeuw, Emanuel de Witte, zijn eigen tentoonstelling. Vanaf morgen
is Meester van het Licht in het
Stedelijk Museum Alkmaar te zien. De Witte's heldere interieurs met hun
fascinerende lichtval staan in schril contrast met zijn troebele leven.
De binnenplaats van de Beurs in Amsterdam
1653
Emanuel de Witte
Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam; bruikleen
Stichting Willem van der Vorm
|
Ook de wetenschap is aan modes onderhevig, en dat is bij het
onderzoek naar de oude schilderkunst niet anders. Momenteel is de wedijver
tussen schilders een van de favoriete onderwerpen voor kunsthistorische beschouwingen:
wie toonde zich de beste schilder? Rembrandt versus Rubens, Rubens versus de
Antieken, de Nederlanders versus de Italianen, Rembrandts leerlingen versus hun
meester, noem maar op; zeventiende-eeuwse schilders namen om strijd de penselen
op. En Emanuel de Witte? Die nam de wedijver letterlijk. Dat resulteert in de
enige knokpartij ooit tussen twee oude meesters, beschreven in schildertermen;
een van de smeuïgste verhalen uit de kunstliteratuur.
Interieur van de Oude Kerk in Delft
Ca. 1650
Emanuel de Witte
Metropolitan Museum of Art, New York
|
Familieperikelen, gokschulden, ruzies, altijd maar gebrek en
aan geld en uiteindelijk een slordig uitgevoerde zelfmoord; het leven van
Emanuel de Witte had bepaald zijn duistere kanten. Geen wonder dan, dat De
Witte nogal eens in het café te vinden was. Hij verzoop er zijn zorgen. Daar trof Gerard de Lairesse, zelf ook schilder, hem op een avond aan. Niet vrij van
pedanterie dacht De Lairesse de architectuurschilder op zijn eigen terrein een
lesje te leren, en demonstreerde het juiste gebruik van constructielijnen door
met zijn vinger in het op de tafel gemorste bier te tekenen. Al aardig zat
pareerde De Witte die belediging door op diezelfde tafel te krijten, 'het
kanon, waarmee De Lairesse's neus afgeschoten was'. Dat de hevig verontwaardigde De Lairesse zijn collega vervolgens
over tafel moet hebben getrokken om de woordenwisseling fysiek voort te zetten,
bleek de volgende dag.
Verfomfaaid, met twee blauwe ogen en een dikke neus, werd De
Witte op straat aanvankelijk niet herkend door een van zijn kennissen. Verschrikt
vroeg de man wat er gebeurd was, en waar De Witte zo toegetakeld naar toe ging.
De Wittes antwoord is niet zonder zelfspot; hij vertelde zijn kennis dat hij
niet tevreden was met het mismaakte portret dat de De Lairesse hem in het
donker had gedoodverfd, dat is de
zeventiende-eeuwse term voor het schilderen van een eerste opzet. Daarom ging hij
nu terug om het werk bij dag te laten opmaken.
Of die voltooiing, want
dat betekent opmaken, beter uitpakte weten we niet, want verder strekt het verhaal helaas niet.
Rembrandt van Rijn: Portret van Gerard de Lairesse. New York, Metropolitan Museum |
En De Witte had in zoverre gelijk dat De Lairesse inderdaad
mismaakt was, het prachtige portret dat Rembrandt van zijn leerling schilderde
vertoont de onmiskenbare trekken van iemand die aan syfilis lijdt. Let wel: aangeboren
syfilis. Een onderscheid dat tijdgenoten niet alleen wisten te maken, maar
ook erg belangrijk vonden. Want daarom was niet De Lairesse een losbol, maar De Witte een ruziezoeker en een lastpak.
Een echt, geschilderd portret is er Van De Witte niet
overgeleverd. Dat persoonlijkheid en werk niet gelijk te stellen zijn, daarvan
is deze schilder eens te meer een bewijs. Want zijn werk werd hoog gewaardeerd, hoogwaardigheidsbekleders
en zelfs koningen kochten zijn schilderijen. Tot de vorige eeuw werd de geboren Alkmaarder als
de belangrijkste architectuurschilder van de zeventiende eeuw beschouwd. En strijdvaardiger en 'schilderachtiger'
dan een tegen een pilaar pissende hond wordt het niet, in De Wittes vaak bedrijvige,
maar altijd fascinerend heldere interieurs.
Arnold Houbraken,
De groote schouburgh der Nederlantsche
konstschilders en schilderessen, [deel, jaar?], pp. 284-285.
Dus maakte hy [= Emanuel de Witte] door zyn onbesnoeide tong
zyn vrienden tot vyanden; en werd van elk (als men zeit) met den nek aangezien:
zelf van de Konstenaars, door dien hy van elks doen
met veragting sprak. De Schilderyen van Lares vergeleek hy
by de Prince Vlag, ja de beste Konst was niet vry van belastering.
'T gebeurde op een laten avond dat Lares in de herreberg
kwam daar de Witt zat,
een stuk kryt nam en eenige lynen op de tafel trok; om de
Witt, die gewoon was op
zyn meetkunde te snorken, te trotseeren. De Witt die zulke
schuld niet lang borgde,
maakte met kryt op de tafel een schets van 't kanon, waar meê
hy zeide dat hem
zyn neus afgeschoten was. 't Welk Lares euvel opnam; en
Emanuel kwam niet on-
geteistert daar van daan. 's Morgens vroeg met den dag
ontmoette hem een van
zyne bekende, die hem eerder aan zyn kapot als wezen kende,
want hy twee
blaauwe oogen, een dikke neus, en verscheide krabben in zyn
aangezigt had. Dees
zeide tot hem: wel hoe Vader de Witt! hoe dus geteistert, en
waar zoo vroeg na toe?
die tot antwoord kreeg, zie: dit pourtret hebben zy my
gister avond dus mismaakt
in den donker gedoodverft, en daar gae ik weer na toe, om
het by den dach te laten
opmaken.
'T schynt of de Witt, naar de verkeerde zinspreuk, De minste
vrede best, leefde.
Wat noodwendigheid was het dat hy Lares zoo stekeligen
antwoord toeschoot, daar
de zinspeling geen grond van waarheid had? Want de
Venusziekte had zyn neus
dus wanstallig niet herschept, maar hy was met dezelve dus
geboren, als my
gebleken is aan zyn af beeldzel door hem zelf geschildert
toen hy 17 jaren oud was.
Weyerman J.C., De Levens-Beschryvingen der Nederlandsche
Konst-Schilders en Konst-Schilderessen met een uytbreyding over de
Schilderkonst der Ouden, dl. II 1729, p. 47.
Onder veele andere Konstschilders had hy [= Emanuel de
Witte] het louter gelaaden op Gerard de Laires, wiens heerlijke konst hy
vergeleek by de Prinssenvlag, om deszelfs vrolijke schilderwijze. ’t Gebeurde
eens dat de Laires op een laaten avond in een Herberg kwam daar de
Wit zat, waar op Gerard een stuk krijt voor den dag haalde, en
eenige lijmen op de tafel trok, om de Wit, die gewoon was op zijn
Meetkunde te snoeven, te trotseeren. Emanuel die zo lang niet kon borgen
als een goeden Schout, tekende een zeker iets op de tafel dat geen naam heeft,
en gevraagt zijnde, wat hy doch têkende, gaf hy dit bits bescheyd; ‘Dat hy
het Geschut têkende waar door Gerard de Laires zyn neus
had verlooren. Dewijl die Konstschilder nu zo platgeneust was als een
Kaffer, kreeg hy de poppen in ‘hoofd, en greep Emanuel by de kop, die hy
meesterlijk toedekte na verdienste, en hem zo na zijn logement liet vertrekken.
Daagsch daar aan onmoete de Wit een bekende, die hem eerder kende aan
zijn kapot, als aan zijn tronie, als die een koppel blaauw oogen, een dikke
neus, en eenige krabben en kneuzingen op zijn tronie voerde, des hy hem al
lacghende vroeg; Hoe Vader de Wit, hoe dus getakelt, en waar zo vroeg
heenen? waar op hy antwoorde; Dat
Konterfytsel heeft my Gerard de Laires gisteren avond in het duyster of
by de kaers gedootverft, nu gaa ik er met den dag na toe om het te laaten
opmaaken.
Het
schijnt ons toe, dat dien de Wit een Beleyder is geweest van de bekende
spreuk, De minste Vreede best, zijnde hy niet gegrond in die bitsche
schimpscheut, dewijl de Laires zijn neus niet plat gevallen had over den
steen des aanstoots van een paar melaatsche Vrouwendeyen, maar in tegendeel die
wanstal ter weerelt had gebrogt uyt de geboorte, als blijkt uyt zijn
Konterfytsel in zijn eerste jeugd geschildert.
Finally, one of the best architecture painters of the seventeenth century, Emanuel de Witte, gets his own exhibition. As of tomorrow, Master of Light can be seen in the Stedelijk Museum Alkmaar. De Witte's bright interiors with their fascinating light are in stark contrast to his turbid life.
BeantwoordenVerwijderenScience is also subject to fashion, and that is no different when researching old master paintings. Currently, the competition between painters is one of the favorite subjects for art-historical considerations: who showed himself to be the best painter? Rembrandt versus Rubens, Rubens versus the Antiques, the Dutch versus the Italians, Rembrandt's students versus their master, you name it; seventeenth-century painters took up the brushes to compete. And Emanuel de Witte? He took the urge to compete quite literally, resulting in the only brawl ever between two old masters, described in painterly terms; one of the tastiest stories in art literature.
Family troubles, gambling debts, quarrels, a continuous lack of money and ultimately a sloppy suicide; the life of Emanuel de Witte rather had its dark side. No wonder then, that De Witte was often found in the café where he drowned his worries. It is there that Gerard de Lairesse, a painter of repute himself, met him one evening. Not without pedantry De Lairesse thought to teach the architecture painter a lesson in his own field, and demonstrated the correct use of construction lines, drawing in the beer spilled on the table with his finger. Already pretty wasted De Witte parried that insult by chalking on the same table, 'the cannon by which De Lairesse's nose had been blasted'. That the fiercely indignant De Lairesse must have hauled his colleague over the table to further the exchange in a more physical way, transpired the next day.
Walking down the canal, much the worse for wear, with two black eyes and a swollen nose, De Witte was initially not even recognized by one of his acquaintances. Appalled, the man enquired what on earth had happened, and where De Witte was going, beaten up like that. De Witte's answer was not without self-mockery; he told his acquaintance that he was not satisfied with the rather disfigured portrait which De Lairesse had started him on during the night, calling the portrait 'gedoodverft' which in seventeenth-century painterly jargon means painting a first layer. Therefore De Witte now intended to return now, by day, to have the work 'opgemaakt'.Whether that completion, because that is what 'opmaken' means in this context, turned out for the better we do not know, because this is where the original, seventeenth-century story ends.
And certainly De Witte was right in so far that De Lairesse was indeed deformed, the beautiful portrait that Rembrandt painted of his pupil shows the unmistakable dome-like forehead and the saddle nose - which of course is what De Witte referred to - of someone suffering from syphilis. But do note: this is congenital syphilis. A distinction that contemporaries not only knew how to make, but also considered very important. Because being born with the disease instead of acquiring it in a loose lifestyle is why De Lairesse was not reckoned a libertine getting his just deserts, but De Witte a brawler and a bad seed.
A true, real life painted portrait of De Witte has not survived. That personality and work can not be equated, of that this story is once again proof. For De Witte's work was highly appreciated, dignitaries and even kings bought his paintings. Right until the last century, the born Alkmaarder was regarded as the most important architecture painter of the seventeenth century. And in his paintings, the fascinatingly lucid interiors, it never becomes more picturesque and quarrelsome than a dog pissing against a pillar.